In het coalitieakkoord is afgesproken dat voor nieuwe projecten wordt ingezet op de verhoudingen 40-40-20 (40 procent sociale huur – 40 procent middenhuur en betaalbare koop – 20 procent vrije sector huur en dure koop). Deze richtlijn is nodig om voldoende betaalbare woningen toe te voegen, om op de langere termijn 30 procent sociaal huur in de woningvoorraad te kunnen realiseren. In de Trendbreuk is dit programmatisch doorgerekend in de plancapaciteit tot 2040. Daarbij geldt in principe de volgende stelregel: bestaande woningvoorraad in stand houden + vastgestelde programmering lopende projecten + programmering nieuwe projecten o.b.v. Trendbreuk in verhouding 40-40-20. Dit laatste betreft:
- Odeonveld;
- Hortus;
- Overgooi;
- Kasteel;
- Knooppunten;
- Zuidoever Weerwater;
- Pampus;
- Oosterwold.
De 40-40-20 verhouding is geen blauwdruk voor elk afzonderlijk nieuw project in een gebied uit de Trendbreuk, maar een leidraad voor de programmering de komende jaren. De omvang en planning verschilt tussen locaties en bij ontwikkeling zullen de meesten nader worden opgeknipt in meerdere plannen en deelgebieden. Zo kan ingespeeld worden op de actuele omstandigheden op de woningmarkt of behoeften van woningzoekenden. Dit betekent ook dat 40-40-20 in een specifiek plan of deelproject niet altijd noodzakelijk hoeft te zijn. Sommige projecten zullen zich lenen voor relatief meer woningen in het vrije huursegment, terwijl het in tijden van economische tegenwind verstandiger is in te zetten op het vergroten van de sociale- en betaalbare voorraad. Zulke strategische keuzes komen de afzetbaarheid en doorlooptijd van de ontwikkelingen ten goede, en zorgen er voor dat een project sneller gerealiseerd kan worden.
Om grip te houden op de totale programmering en het doel van 30 procent sociale huur zal de toepassing van de 40-40-20 verhouding op stadsdeelniveau gemonitord worden. Dit schaalniveau geeft praktische handelingsruimte om mee te bewegen met de lange tijdshorizon van gebiedsontwikkelingen en daarbij horende economische fluctuaties.
Plannen die nog niet bij de gemeente bekend zijn, worden via het Afwegingkader Nieuwe Ruimtelijke Initiatieven in behandeling genomen. Nieuwe transformatieprojecten van particulieren blijven we omarmen, mits wenselijk, haalbaar en uitvoerbaar. In dat kader is de 40-40-20 verhouding als een van de toetsingscriterium opgenomen. Dit is vooral om te bepalen welk effect het initiatief heeft op de woningbouwprogrammering. Een nieuw plan mag de nagestreefde verhouding op stadsdeelniveau niet aantasten. Wat betreft de plancapaciteit en de 30 procent sociaal gelden dergelijke nieuwe initiatieven als extra. Als gemeente sturen we met de al bekende harde en zachte plannen, primair de grote ontwikkelingen zoals vastgesteld in de Trendbreuk.